Het zal niemand zijn ontgaan dat er dit weekend veel gebeurde rond de ontwikkeling van de corona-app. Zelden is techniekontwikkeling zo zichtbaar geweest en waren er zo veel partijen bij betrokken. Niet alleen experts van verschillende achtergronden, ook het publiek heeft via YouTube mee kunnen kijken en vragen kunnen stellen over de app-in-wording.
Vanuit ECP waren adviseurs Jelle Attema en Daniël Tijink betrokken. Attema bij de preselectie op donderdag waar van 67 apps naar 7 werd gegaan. Het was een chaotisch verlopende dag, waarbij een (klein) deel van de experts later afstand nam van de uitkomsten.
Daniël Tijink was aanwezig bij de appathon, die het weekend plaatsvond, waarin de zeven teams hun voorstellen voor een corona-app presenteerden en konden verbeteren. Zij kwamen met hun voorstellen in drie groepen van experts, over veiligheid, privacy en doelmatigheid en gebruik. Als voorzitter van deze laatste groep mocht Tijink namens hen en met hen vragen stellen aan de appbouwer.
De belangrijkste vragen bleken ook na het weekend later het publieke debat te bepalen. Hoe betrouwbaar is bluetooth-technologie om iets te zeggen over hoe nabij mensen zijn geweest en welke informatie geeft dat? (in het jargon: hoeveel false positives zijn er?). Wat moeten mensen doen als ze een signaal krijgen dat ze in de nabijheid van een besmet persoon zijn geweest? Wat heeft de GGD eigenlijk precies nodig, wat zijn de exacte kaders die vanuit virusbestrijding gesteld worden?
Dat de kaders niet duidelijk genoeg zijn gesteld is een veelgehoorde reactie achteraf, van zowel de ontwikkelaars zelf als de experts eromheen. Ron Roozendaal, initiatiefnemer van de appathon en directeur Informatiebeleid bij het ministerie van VWS, legt in zijn blog de nuancering neer: “We doen het (1) om de GGD te helpen om bij het verlichten van de lockdown Corona te kunnen blijven indammen en (2) wellicht kan het zelfs met verwerking van minder persoonsgegevens dan nu” (de GGD spoort alle contacten met hulp van zieke mensen op, belt ze, spreekt ze, kent ze).
De Tweede Kamer liet zich woensdag 22 april in een hoorzitting informeren door experts waarna een kamerdebat met minister de Jonge volgde. Marleen Stikker, directeur van Waag en een van de aangeschoven experts bij de hoorzitting, deelde haar zorgen over de corona-app, het gebrek aan maatschappelijk debat en het gehaaste proces waaruit de app zou moeten voortkomen. Maar er waren ook complimenten voor het open proces dat het ministerie heeft ingericht.
De conclusie van dit proces vatte Roozendaal tijdens de hoorzitting kernachtig samen:
“Geen van de apps voldoet aan de gestelde eisen. Maar, we weten wat ons te doen staat.
Er moet een precisering van epidemiologische eisen komen ten aanzien digitale ondersteuning;
De juiste mensen moeten samengebracht worden om te komen tot een goede, open source, software; We moeten zorg dragen voor waarborgen ten aanzien van informatiebeveiliging, privacy, tegengaan van misbruik, etc. En er moet nader uitgewerkt worden wat er gedragskundig voor nodig is voor zinvolle toepassing.”
Volgens Daniël Tijink, die bij ECP betrokken is bij de werkgroep digitalisering en ethiek, laat dit proces zien hoe belangrijk ethische begeleiding van techniekontwikkeling is. “Het gaat er daarbij om dat de verschillende aspecten meegenomen worden: de (on)mogelijkheden van techniek, afspraken/procedures vanuit de samenleving (GGD) en helderheid hoe te handelen voor de gebruikers. En dat dit gebeurt vanuit essentiële waarden die hier een rol spelen: toepasbaarheid, kwaliteit van zorg, bescherming persoonsgegevens, vrijheid etc. Alles is in deze wilde week aan de orde gekomen, maar nog te weinig in samenhang.”
Of een app uiteindelijk een effectieve oplossing is voor het ondersteunen van de GGD bij het uitvoeren van contactonderzoek of het voorzien van informatie met betrekking tot de pandemie, is een vraag die nog onbeantwoord is gebleven.
De hoorzitting over de corona-app is terug te kijken via de website van de Tweede Kamer.