22-06-2017

Tekort aan IT'ers is probleem van ons allemaal

De Digitalisering van de economie doet de vraag naar programmeurs, IT-ingenieurs en codespecialisten groeien, binnen alle bedrijfstakken: 70% van IT’ers werkt inmiddels buiten de klassieke IT-branche. Voor kleinere bedrijven is moeilijk opboksen tegen het wervingsgeweld van multinationals als Google en IBM. Het zijn ook geen vacatures die makkelijk op te vullen zijn, zegt Louis Spaninks, directeur van Opleidingsfonds CA-ICT en coördinator van de Human Capital Agenda ICT, beide initiatieven dat het IT-tekort met een betere aansluiting van vraag en aanbod wil verkleinen. IT is overal IT-kennis veroudert heel snel, omscholen kost veel geld en tijd. Andersom worden van IT’ers andersoortige vaardigheden verwacht. Spaninks: “IT gaat overal binnenkomen. Het is fout te denken dat dit tekort een probleem is van de branche. Het is echt een maatschappelijk probleem.” Het onderwijs moet beter aansluiten op de arbeidsmarkt “Het onderwijs zou daar beter op ingericht moeten worden”, vindt Spaninks. “Nu leren studenten businessplannen maken, terwijl projectmatig denken minstens zo belangrijk is. Leer ze samenwerken, creatief zijn en omgaan met onzekerheid. Laat ze dingen ontwikkelen, fouten maken en leer ze hoe ze die voortdurend kunnen bijsturen.” Dat is de grondhouding voor innovatie die bedrijven nodig hebben, aldus Spaninks. En hoe eerder leerlingen met programmeren in aanraking komen, des te beter, stelt Spaninks. “Kinderen hebben allemaal een smartphone, maar ze hebben geen idee wat er achter zit.” Sterker nog, IT wordt nog te vaak geassocieerd met ‘piepende dingen en moeilijke schema’s’. Maar IT is een dienst, het ontlast mensen en geeft plezier. Ze het maatschappelijk belang van IT en automatisering in de zorg.’ Chief disruption officer Scholen kunnen ook mensen aanstellen die marktonderzoek doen, vindt Fred van Vliet, voorzitter van het College van Bestuur van het Grafisch Lyceum Rotterdam. Dit vakinstituut voor de creatieve industrie organiseert specifieke IT-opleidingen. Een fulltime innovator en drie hoofddocenten doen onderzoek, bezoeken beurzen en bedrijven, om de nieuwste ontwikkelingen te volgen en te weten waar de markt om vraagt. Een chief disruption officer kijkt naar de maatschappelijke ontwikkelingen. Andersom draaien mensen uit het bedrijfsleven op regelmatige basis mee op school, en bestaat 15% van de opleiding uit keuzedelen die door het bedrijfsleven kunnen worden ingevuld, vertelt Van Vliet. Alles om de opleidingen relevant te houden. Van bedrijven mag ook wat worden verwacht, vindt hij. “Bedrijven vragen specialistische kennis, maar leerlingen moeten ook een bepaalde breedte hebben. Zo kunnen ze overal aan de slag en kunnen ze zich makkelijk kunnen aanpassen.” Nauwe samenwerking met bedrijfsleven is belangrijk Maar dat is en blijft een spanningsveld, erkent hij. Nauwe samenwerking met het bedrijfsleven is belangrijk, vinden zowel Spaninks als Van Vliet. “Veel hangt af van de instelling van docenten en contacten die ze hebben. Binnen het curriculum is best wat mogelijk, maar je moet ook willen, aldus Spaninks. Van Vliet ziet het liefst een soort ‘meester-gilde’ structuur ontstaan, waar het onderwijs voor een bepaalde basis zorgt en waar leerlingen in leerprojecten met bedrijven verder doorleren.” De tijdrovende examinering en regels in het huidige onderwijssysteem zijn vooral belemmeringen. “Uiteindelijk willen bedrijven en scholen allemaal hetzelfde, maar je moet wel afstemmen.” Door Manon Stravens. Dit artikel verscheen eerder in het Financieele Dagblad.